[Taalteeken]
TAALTEEKEN, z.n., o., des taalteekens, of van het taalteeken; meerv. taalteekens. Verkleinw. taalteekentje. Van taal en teeken. Anders ook, schrijfteeken. Een teeken, waarvan men zich in het schrijven van eenige taal, boven en behalve derzelver letters, bedient: gij moet beter acht geven op de taalteekens.