[Latoen]
LATOEN, z.n., o, des latoens, of van het latoen; zonder meerv. Een kostelijk metaal, eertijds tegen goud geschat, het orichalcum der Ouden: met 't groot helmet gemaeckt half van ijzer en van latoene. Van Mand. Uit goud en klaer latoen gekloncken. Vond. Wij noemen ook rood koper, dat met kalamijnsteen geel gemaakt is, latoen. Fr. laiton, leton, eng. letten, ital. latone, sp. laton.