Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 533]
| |
luid, welk door het kloppen van eijeren in eene kom veroorzaakt wordt. Door elkander slaan: ik heb drie eijeren geklutst. Vondel zegt, bij overdragt: men klutst (bouwt) een houte hut. Ook komt bij denzelven schepen klutsen voor. Zoo zegt men ook: alles door elkander klutsen. Hij klutst in zijn gemoed veel ongeslepen kuren. P. Pers. Men gebruikt het ook voor futselen en knutselen. Zamenst.: klutsei. |
|