Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 530]
| |
men den tuin klouwen, opharken. Zijn hoofd klouwen; ook fig., voor in verlegenheid zitten, zich niet weten te redden. |
|
[pagina 530]
| |
men den tuin klouwen, opharken. Zijn hoofd klouwen; ook fig., voor in verlegenheid zitten, zich niet weten te redden. |
|