Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Kazijn] KAZIJN (kozijn), z.n., o., des kazijns, of van het kazijn; meerv. kazijnen. De zijposten, boven- en onderdrempel van eene deur, of venster, zamengevoegd, in wier sponning deuren en vensters sluiten. Misschien van het fr. chassis, eene raam. Vorige Volgende