fer, eene kale juffer, die een kattoenen kleedje draagt. Zamenstell.: kattoenbaal, kattoenboom, kattoendraad, kattoendrukker, kattoenwinkel. Wij hebben dit woord uit het fr. coton, ital. cotone ontleend. Het woord is, gelijk de stof, oostersch. De Egyptenaars noemen een zeker gewas, dat wol uitlevert, cotnem segiar. Boomwol heet, in het arab., cotum, alcoton, waarvan het sp. algodon. De Sijriers noemen haar cot. M. Martinius vergelijkt ook het hebr. כתז, waarvan כחְנֶח, eene soort van kattoenen rok.