[Karmezijn]
KARMEZIJN, (karmozijn) z.n., o., des karmezijns, of van het karmezijn; zonder meerv. Eene hoogroode kleur, die iets van het blaauwe heeft. Al waren sij root als carmoisijn Bijbelv. Van hier het onverbuigb. karmezijnen. De karmozijne kers. Hooft. In het sp. luidt het carmesi, ital. chermisi, eng. crimson, middeleeuw. carmesinus. Zij, die karmozijn spellen, beroepen zich op het fr. cramoisi. Dan, naar de aanteekening van J.J. Scheuchzer, Bijb. der Nat., stammen al deze woorden van het arab. kermes, eenworm, af, met welk woord men bijzonder de cochenille benoemt, welk diertje de scharlakenverwers gebruiken. De spelling karmezijn heeft, dus, de voorkeur.