[Kapitaal]
KAPITAAL, z.n., o., des kapitaals, of van het kapitaal; meerv. kapitalen. Een onduitsch woord, uit het lat. capitalis. Eene hoofdsom, waaruit men gewin, of renten maakt: hij heeft veel kapitaal. Een man van groot kapitaal. In het gemeen, eene som gelds: ik heb hem een kapitaal van duizend gulden bijgezet. Als bijv. naamw.: kapitale letters, hoofdletters: dat is een kapitaal varken, dat is schoon in zijne soort.