[Kaks]
KAKS, bijw, in den vertrouwlijken spreektrant gebruikelijk. Als kaks, welstaanshalve, bij Oud., Westerb. en Anderen. Hooft zegt in Ware - nar: men zalder as kacx t'aevont op het hylik zitte. Tuinm. zegt: kak schijnt ook geveinsd beduid te hebben; want kackepeis (bij Kil.) was een geveinsde vrede. Zoo dat als kaks dan, bij veinzing, of in schijn, zoude beteekenen, bij Kil ook kakkemik.