Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Jordaan] JORDAAN, z., n., vr., der, of van de jordaan; zonder meerv. Eene bekende rivier in Palestine. Door de kil dier splijtende Jordane. Vond. Het water van de stroomende Jordaan. Hoogvl. De Overzetters van den Bijbel nemen het manl. en vrouwl. Vorige Volgende