Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Jok] JOK, zie juk. Van hier jokbeen, (jukbeen) in de ontleedkunde, het been voor in het hoofd, onder het oog, dat zich onder de slapen des hoofds uitstrekt. Vorige Volgende