[Inzaaijen]
INZAAIJEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. in en zaaijen: ik zaaide in, heb ingezaaid. Door zaaijen instrooijen: fijn ingezaaide zaet. Vond. Voor de tweede reis zaaijen. Ingezaaide boekweit, enz., is, in Gelderl., boekweit, die, na het mislukken van het eerste gezaaide, op nieuw gezaaid wordt. Fig.: dat Godt den mensch inzaeide een zaet en mogentheit van redenkavelen. Vond.