Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 398] [p. 398] [Instikken] INSTIKKEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. in en stikken: ik stikte in, heb ingestikt. Door stikken met de naald inwerken: die bloemen zijn er kunstig ingestikt. Vorige Volgende