[Inkarnaat]
INKARNAAT, bijv. naamw., zonder trappen van vergrooting; uit het fr. incarnat, rood als de verw van granaatbloesem, die hoog, rozenrood is: inkarnate wangen. J.H. Krul. Van het middeleeuw. lat. ingranatis. Het wordt, meest, zelfstandig gebruikt, voor vleeschkleur; en de Dichters spreken van het inkarnaat der lippen. Het gloeiend inkarnaat. Hoogvl. Van hier het onverbuigb. bijv. naamw. inkarnaten:
Purpere eglantieren blaken
Op den inkarnaten mont. Hoogvl.