Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 359]
| |
in. Meest wordt het, oneigenlijk gebruikt, als voor voorlezen, om iemands geheugen te helpen; ook iets van te voren zeggen aan eenen ander, hoe hij zich uitdrukken zal. Ingeven; in eenen goeden zin: moed inblazen. Niet anders of Jeruzalem een ziel en blijschap wiert ingeblazen. Vond. Ook in eenen kwaden zin: achterdocht - kwaad, enz. inblazen. Aankondigen, verspreiden: de velttrompetter blaest de spelen, eerst begrepen, van eenen heuvel in. Vond. Van hier inblazer, inblazing: eene goddelijke inblazing; schoon meest in eenen kwaden zin: door inblazing des duivels. |
|