[Inbeelden]
INBEELDEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. in en beelden: ik beeldde in, heb ingebeeld. Een beeld van iets indrukken: 't geen door den zin 't begrijp wordt ingebeelt. Vond. Inprenten, wijsmaken: den menschen dit soecken intebeelden. Aldeg. Maar geld en eer enz. haar dienaars beelden in. Hooft. Iets ongegronds aan het verstand opdringen: hij beeldt zich in, dat hij koning is. Zich veel inbeelden. Van hier: inbeelding.