[Ier]
IER, een klemstaartige basterduitgang, achter zelfstandige naamwoorden gevoegd, en eenen werkenden, manlijken persoon aanduidende, van dezelfde kragt, als aar en er, gelijk: aalmoezenier, hovenier, herbergier, tuinier. Zulke uitgangen nemen den vrouwlijken uitgang ster weder achter zich: hovenierster, tuinierster. Hij schijnt, door het fransche kanaal ier, tot ons gekomen te zijn.