Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 281] [p. 281] [Hersnijden] HERSNIJDEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het onscheidb. voorz. her en snijden: ik hersneed, heb hersneden. Wederom snijden. Vorige Volgende