Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 279] [p. 279] [Herpachten] HERPACHTEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. her en pachten: ik herpachtte, heb herpacht. Andermaal pachten. Van hier herpachting. Vorige Volgende