Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Hermunten] HERMUNTEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. her en munten: ik hermuntte, heb hermunt. Wederom munten. Oud geld hermunten. Vorige Volgende