[Herinneren]
HERINNEREN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. her en inneren, het voorddur. w. van innen: ik herhinnerde, heb herinnerd. Wederom in het geheugen brengen. Zich iets herinneren. Herinner u de vorige blijken onzer opregte vriendschap. Iemand iets herinneren. Verkeerdelijk zegt en schrijft men: zich aan iets herinneren, iemand aan iets herinneren.