[Haverij]
HAVERIJ (averij), z.n., vr., der, of van de haverij; meerv. haverijen. Schadevergoeding aan hen, wier goederen, in eenen storm, over boord geworpen moesten worden; welke vergoeding door hen geschiedt, wier waren, op denzelfden bodem ingescheept, behouden in de haven komen. In het algemeen alle schade en onkosten, die, bij eenig ongemak der schepen of onheil op reis, geleden zijn. In het fr. avarie.