[Halte]
HALTE (halt), z.n., vr., der, of van de halte; zonder meerv. Een krijgswoord, den stilstand der voordrukkende manschap aanduidende: hij heeft hen dikmaals gedwongen halte te houden. Het komt af van houden, holden, halten. Hooft bezigt het werkw. halten, voor halte houden: doet hij de Ruiters halten op den weg, enz.