Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Grief] GRIEF, grieve, z.n., vr., der, of van de grief; meerv. grieven. Hartzeer, smart, verdrukking, bezwaar. Vorige Volgende