Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 207]
| |
begerig. Hij is gretig naar geld. Een boek gretig ontvangen. Met een gretig oog alles beschouwen. Van hier gretigheid, gretiglijk. Zie ig. Voor gretig is ook gratig gebezigd: Terwijl zij gratigh is enz. Vond. |
|