[Gis]
GIS, z.n., vr., der, of van de gis; zonder meerv. De bepaling van eene, niet genoeg bekende, zaak naar de hoogste waarschijnlijkheid, of een oordeel over iets, op waarschijnlijkheid gegrond: ik heb het bij de gis gerekend. - Iets bij de gis doen. - Het viel tegen hare gis uit. - Bij de gis oordeelen.