[Geteekend]
GETEEKEND, verl. deelw., van teekenen. Gemerkt: die schapen zijn, op den staart, rood geteekend. Uitgeteekend: dat landschap is fraai geteekend. Geteisterd: hij is deerlijk geteekend. Met eenig mangel aan het ligchaam onderscheiden: wacht u voor de geteekenden!