[Gesternte]
GESTERNTE, z.n., o., des gesterntes, of van het gesternte; meerv. gesternten. De sterren in het gemeen: noch sonne, noch gesternte verschenen in vele dagen. Bijbelv. Het gesternte spreekt alleen. H.v. Alphen. In het bijzonder een sterrenbeeld, eene, door verstandige verbeelding zamengevoegde, vereeniging van eenige sterren; met een meerv. getal. Het gesternte, de kleine beer. - De sterren des hemels, ende sijne gesternten. Bijbelvert.