[Gesmijde]
GESMIJDE, z.n., o., des gesmijdes, of van het gesmijde; zonder meerv. Van smeden. Een oud woord, beduidende allerlei sieraad, dat van metaal gesmeed, ook uit paarlen en edelgesteente vervaardigd is. Het zamengestelde armgesmijde vindt men nog in de overzetting van den Bijbel.