Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] [Gerommel] GEROMMEL, z.n., o., des gerommels, of van het gerommel; zonder meerv. Een doffer geluid, dan het gerammel. Het gerommel des donders: ook voor een zachter geluid: het gerommel des ingewands. Zie rommelen. Vorige Volgende