[Geraamte]
GERAAMTE, z.n., o., des geraamtes, of van het geraamte; meerv. geraamten. Al de beenderen van een dood mensch, in hunne natuurlijke plaats en houding zamengevoegd. - Ik heb hem, na zijnen dood, op de snijkamer, in geraamte zien staan. - Een mensch in geraamte zetten. - Hij ziet er uit, als een geraamte; een spreekwoord, op magere lieden toegepast. Het meerv. is alleen gebruikelijk, als men van onderscheidene geraamten spreekt. Men zoude het woord kunnen afleiden van ramen, uitrekken, en in elkander passen, zoo als Kil. het overzet. - In het hebr. wordt גרﬦ van menschenbeenderen verstaan.