[Gepurperd]
GEPURPERD, bijv. n. en bijw., zonder trappen van vergrooting. In purper gekleed: hij kwam, naar vereisch van zijne hooge ambtsbediening, gepurperd voor den dag. Dat de kleur van purper heeft:
‘Zijn blanke heiligheid, gepurperd in zijn lijden. M.L. Tydw.