Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Gebloemte] GEBLOEMTE, z.n., o., des gebloemtes, of van het gebloemte; zonder meerv. Allerlei bloemen te zamen: men haalt de alleredelste eigenschap uit gebloemte en kruidgewassen. Vorige Volgende