[En]
EN, (oul. ne) behoort, in ontkenningen, tot den aard onzer taal, schoon het thands niet meer in gebruik is: 'k en ding gheen eer. Spieg. Dan, oudt. schreef men zoo wel en zonder niet, als thands niet zonder en: g'en meught, (non licet tibi). Spieg. Alle exempelen en strekken zo klaar een spiegelniet. Hooft. Op 't midden van den schoonen dagh, en weet hij, of hij sal vermoghen, enz., dat is, weet hij niet, enz. Hooft. Mel. Stoke bezigt doorgaands ne: want men gevaren niet ne conde, enz.