[Eest]
EEST, z.n. m., van den eest; meerv. eesten. De plaats, alwaar het graan gedroogd wordt. Bij Kil. ook ast, eijst. Waarschijnlijk staat dit woord met het gr. αζειν, droogen, ἐςια, stookplaats, het lat. aestus, heet, en het hebr. אִשׁ, vuur, in verband.