Vadertje Langbeen
(ca. 1920)–Jean Webster– Auteursrecht onbekend
[pagina 44]
| |
op te antwoorden). Je kunt je in Mei niets mooiers voorstellen! Alle struiken dragen bloesems en alle boomen hebben satijnige groene blaadjes - zelfs de oude dennenboomen zien er nu nog jong en frisch uit. Het gras is met gele paardebloemen bezaaid en daartusschen loopen honderden meisjes in blauwe, witte en roze japonnetjes. Iedereen is even vroolijk en onbezorgd, want nu komt onze heerlijke vacantietijd en met dat vooruitzicht laten zelfs de examens ons koud. Is het niet heerlijk, zoo tusschen allemaal vroolijke menschen te levenz? En, o Vadertje, ik ben nog de vroolijkste en gelukkigste van allemaal, want ik hoef niet naar het gesticht en ik hoef ook niet in mijn vacantie de kindermeid of type-writester of boekhoudster van de een of andere rijke familie te zijn! (Ik had natuurlijk overal mijn kost dubbel en dwars moeten verdienen behalve bij jou). Ik heb nu berouw over al mijn vroegere ondeugendheden. Ik heb er berouw over, dat ik Freddy Perkins wel eens door elkaar rammelde. Ik heb er berouw over, dat ik zoo vaak brutaal tegen Juffrouw Lippett was. Ik heb er berouw over, dat ik het suikervaasje eens met zout heb gevuld. Ik heb er berouw over, dat ik achter den rug van de regenten grimassen trok. Ik wil nu tegenover iedereen vriendelijk en lief zijn, omdat ik zoo gelukkig ben. En dezen zomer zal ik gaan schrijven, om een beroemde schrijfster te worden. Heb ik nou geen prachtige planners? O, je zult zien, dat ik nog eens een mooi karakter krijg, de thermometer daalt een beetje bij koud weer, maar bij zonneschijn stijgt hij voortdurend! Dat is met iedereen zoo het geval. Ik ben het ook heelemaal niet eens met de menschen, die beweren, dat verdriet en teleurstellingen de zedelijke kracht sterken. Neen, het zijn de vroolijk menschen, die van zonnige vriendelijkheid overloopen. Ik heb geen vertrouwen in misanthropen. (Dat is netjes gezegd, hè?). Maar jij bent ook geen misanthroop, wel Vadertje? | |
[pagina 45]
| |
O ja, dat is waar ook, ik wou je over College vertellen! Zeg, kan je niet eens hier komen? Ik zou je overal rond leiden en dan alles uitleggen: ‘Hier is de bibliotheek, daar ginds is het badhuis, dat Gothische gebouw aan je linkerhand is het gymnastieklokaal. Het Romaansche daarnaast is het nieuwe ziekenhuis’. O, ik kan de menschen wàt goed rondleiden! Ik heb het mijn heele leven in het gesticht gedaan en ik doe het hier ook haast elken dag, werkelijk waar. Laatst heb ik hier zelfs een Heer rondgeleid. Toen heb ik heel wat kunnen leeren, Vadertje, want ik heb nog nooit te voren zoo maar met een echten heer gesproken. (Behalve zoo of en toe met de Regenten en die tellen niet mee). O, pardon! 't Is niet mijn bedoeling je te beleedigen, wanneer ik zoo over de regenten spreek. Maar zie je, ik weet ook zeker, dat je daar ook eigenlijk niet tusschen hoort. Je bent er alleen maar toevallig tusschen verzeild geraakt. Want zie je, een echte regent is dik en opschepperig en weiwillend en klopt je goedkeurend op je hoofd en draagt een zware horlogeketting. Maar om nu op ons verhaal terug te komen: Ik heb met een heer gewandeld en gepraat en thee gedronken en nog wel met een heel deftig heer uit een van de eerste families - met Mijnheer Jervis Pendleton uit de familie van Julia! Haar oom, in het kort (in het lang hoorde ik eigenlijk te zeggen, want hij is even groot als jij bent). Omdat hij toch voor zaken in onze buurt was, besloot hij ook even naar College over te wippen om zijn nichtjes daar te bezoeken. Hij is de jongste broer van Julia's vader, maar zij kept hem haast niet. Het schijnt, | |
[pagina 46]
| |
dat hij haar eens als baby heeft gezien, maar ik geloof niet, dat hij ooit van haar heeft gehouden of verder eenige notitie van haar heeft genomen. In elk geval, hij zat daar heel correct in de ontvangkamer met zijn hoed en stok en handschoenen in de hand. En Julia en Sallie hadden om zeven uur les en konden zich daar niet van afmaken. Julia stormde dan ook mijn kamer binnen en vroeg me, om hem alles te laten zien en hem na zeven-uur-les weer bij haar af te leveren. Ik wilde het wel doen, hoewel ik er niet veel voor voelde, want ik geef niets om die Pendletons. Maar bij reader inzien was het toch een geschikte baas. Hij is tenminste een menschelijk wezen - absoluut geen Pendleton. Wij hadden het erg prettig samen. Ik heb altijd naar een oom verlangd! Zeg, zou jij niet voor een tijdje mijn oom willen zijn? Ik geloof, dat ze nog aardiger zijn dan grootmoeders! Mijnheer Pendleton deed mij wel een beetje aan jou denken, toen je nog twintig jaar jonger was. Je ziet, dat ik je heel intiem ken, al heb ik je ook nog nooit goed gezien! Hij is lang en slank en heeft een bruin verbrand gezicht met besliste, scherp geteekende trekken. En dan kan hij zoo aardig lachen! Zijn mood lacht nooit heelemaal, de mondhoeken krullen alleen heel even naar boven! En hij heeft zoo iets over zich om je je dadelijk op je gemak te gevoelen. Het was net of ik hem al mijn heele leven had gekend en hij was ook erg kameraadschappelijk. Ik heb hem alles laten zien, van den binnenhof of tot het sportveld toe. Toen zei hij, dat hij zich een beetje flauw ging voelen en wel graag thee wilde drinken. Hij zei, dat we maar naar het ‘College Café’ moesten gaan - dat is vlak bij het dennenbosch. Ik vond, dat we eigenlijk terug moesten naar Julia en Sallie, maar hij zei, dat hij het beter vond, dat zijn nichtjes niet zooveel thee dronken. Daar zouden ze maar zenuwachtig van worden. Dus gingen we het Café binnen en gebruikten daar thee met toast en gelei en roomijs en cake aan een klein aardig tafeltje op het balcon. Het was er haast heelemaal leeg, want het | |
[pagina 47]
| |
loopt nu tegen het eind van de maand en dan is er nooit veel van ons maandgeld over. O, we hebben toch zoo'n pret gehad! Hij moest naar den trein rennen om nog op tijd te komen en hij zag Julia haast heelemaal niet meer. Ze was woest, dat ik hem zoolang voor mezelf had gehouden! Het schijnt, dat hij een buitengewoon rijke oom is en heel lief kan zijn. Ik vind het heusch een verlichting, dat hij zoo rijk is, want onze thee heeft 60 cents per persoon gekost. Van morgen (het is Maandag) kwamen er drie doozen chocola met de exprespost voor Julia, Sallie en mij. Hoe vind je dat? Leuk hè, om bonbons van een heer te krijgen! Ik ga me nu heusch als een gewoon jong meisje voelen en niet meer als een vondeling. Ik wou, dat je ook eens kwam en met me thee ging drinken. Dan kon ik zien of ik werkelijk zooveel van je kan houden. Maar het zou toch ook weer vreeeselijk jammer zijn als ik dan niet meer van je hield! Nee, dat is onzin, ik weet heel zeker, dat ik dan nog veel meer van je ging houden. Bien! Ik groet je heel hartelijk.
Jamais je ne t'oublierai, Judy.
P.S. Ik keek vanmorgen in den spiegel en ontdekte een heuschig kuiltje in mijn kin. Grappig hè? Waar zou dat zoo opeens vandaan komen? |
|