Woensdag.
Mijn lieve Vadertje Langbeen,
Ik heb mijn naam veranderd!
In de lijst der studenten sta ik nog heel deftig als Jerusha aangegeven maar overal elders heet ik nu Judy. Het is toch eigenlijk naar dat je jezelf een lievelingsnaam moet geven, maar ik heb hem toch niet heelemaal zelf bedacht. Freddy Perkins noemde me zoo, toen hij nog niet goed kon praten.
Ik wou dat die Juffrouw Lippett zich een beetje meer moeite gaf om aardige namen voor ons uit te zoeken. De achternamen haalt ze uit het telefoonboek - als je het openslaat, zul je Abbott op de eerste bladzij vinden - en de voornamen pikt ze overal uit op. Jerusha heeft ze eens op een grafsteen gelezen. O, ik had toch altijd zoo het land aan dien afschuwelijken naam! Maar Judy vind ik wel aardig. Weet je, het past eigenlijk heelemaal niet bij bij mij; een lief klein kindje met zonnige, blauwe oogen moest zoo heeten, een, dat door de heele familie vertroeteld en geknuffeld wordt en zonder eenige moeite zijn weg in het leven vindt. Zou het niet heerlijk zijn ook zoo'n kind te wezen? Ik mag een heeleboel fouten hebben, maar dat kan niemand mij verwijten, dat ik door mijn familie bedorven ben. Ik vind het prettig om me voor te stellen, dat ze het wèl gedaan hebben! Doe me een plezier en noem me in het vervolg nooit anders dan Judy, wil je?