Woord vooraf
In 1995 organiseerde het Departement Taal- en Letterkunde aan de ufsia, onder de titel ‘Verhalen voor Vlaanderen’, vijf lezingen over het Vlaamse fictionele proza van de 19de eeuw. Deze lezingen waren bedoeld voor een ruim publiek. Daar de belangstelling groter bleek dan aanvankelijk verwacht, werd besloten om volgens dezelfde formule nog twee latere periodes uit de ontwikkeling van het Vlaamse proza te belichten: in 1996 kwam het fin de siècle aan bod, in 1997 het interbellum.
Van bij de aanvang hadden de initiatiefnemers er ook aan gedacht om de lezingen te bundelen en uit te geven. Toen aanwezigen en geïnteresseerden spontaan informeerden naar de mogelijkheid alle teksten in hun bezit te krijgen, nam dit plan concrete vorm aan en resulteerde tenslotte in de publicatie van dit boek.
De bedoeling van de lezingenreeks was niet om literaire prozawerken te interpreteren vanuit een gemeenschappelijke methodologische invalshoek, wel om op diverse en uiteenlopende wijze bouwstoffen aan te brengen voor een eventuele geschiedenis van de Vlaamse verhaalkunst tot aan de Tweede Wereldoorlog. De medewerkers waren dan ook geheel vrij in de behandeling van hun onderwerp: zij konden een auteur in zijn totaliteit bespreken, maar evenzeer zich concentreren op één enkele roman of een bepaald aspect, motief of thema.
De meeste lezingen werden gegeven door leden van het Departement Taal- en Letterkunde aan de ufsia. Van buiten de instelling verleenden L. Adriaens, K. Humbeeck, M. Somers en L. Stynen hun medewerking, waarvoor onze hartelijke dank.
Een speciaal woord van dank ook aan collega P. Pelckmans, die als departementsvoorzitter instond voor de organisatie en aan het geheel zijn titel gaf.
Tenslotte danken wij mevr. M.R. Goeman, die de zorg voor de tekstverwerking op zich nam.
Karel Wauters