Chansonvormen op het einde van de XVde eeuw
(1938)–Coenraad Lodewijk Walther Boer– Auteursrecht onbekend
[pagina 129]
| |
IIDe chansoncomposities uit het Bourgondische repertoire zijn, in het algemeen, niet op een cantus-prius-factus gebouwd. | |
IIIDe meest typische stijlverandering, die het meerstemmige lied op het einde van de XVde eeuw toont, is een gevolg van den invloed van het lied uit den volksmond. | |
IVHet manuscript van de Stiftsbibliothek te St. Gallen nr. 461 is voor een belangrijk deel getrouw gecopieerd uit het Odhecaton. | |
VHet gebruik de muziekgeschiedenis in te deelen met behulp van termen, ontleend aan de algemeene kunstgeschiedenis, heeft niet tot verheldering van begrip geleid. | |
VIDe symphonische en dramatische muziek heeft dikwijls middelen ontleend aan de militaire muziek. | |
[pagina 131]
| |
VIIDe invloed van Richard Wagner op de Fransche kunst heeft zich in het einde van de XIXde eeuw sterker doen gevoelen op het gebied der litteratuur dan op de scheppende muzikale kunst. | |
VIIIDe uitvoering van oude muziek op herstelde oude of naar het oude type nieuw gebouwde instrumenten is niet in staat het oude klank-ideaal te doen herleven. | |
IXDe studie van de harmonieleer dient voor aanstaande muziek-onderwijzers als eisch gehandhaafd te blijven; analytisch-harmonisch inzicht moet hierbij op den voorgrond staan. | |
XVincent d'Indy heeft in het eerste deel van zijn ‘Cours de composition musicale’ den juisten weg gewezen voor de opleiding tot componist. | |
XIHet hedendaagsche muziekleven wordt ongunstig beïnvloed door overdreven waardeering van de virtuositeit van uitvoering. |
|