Vriendenzangen tot gezellige vreugd
(1801)–Adriaan Loosjes, Jan van Walré– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
Met maat gebruikt verwekt gij vreugd;
Gij zijt het, die het hart verheugt,
Zong reeds de Wijze Koning, (bis.)
De Wijze Koning Salomon,
Die Wijn en Vrouwen kennen kon,
Meer dan slegts van vertoning. (bis.)
Gij gaaft den Dichtren geest en vuur,
Wen zij, in menig somber uur,
Der Goden Lof bezongen, (bis.)
Den Wijsgeer, schoon wat stroef en stug,
Maakt gij bevallig, aardig, vlug.
Hij wordt tot vreugd gedwongen. (bis.)
| |
[pagina 10]
| |
Wat moed geeft gij niet aan den Held,
Wanneer hij in het Oorlogsveld,
Zich moet ten strijd begeeven. (bis.)
Uw magt geeft kragt aan zijne hand,
Gij' maakt dat hij de vrees verbant
Gij geeft hem moed en leeven. (bis.)
Wat vuur geeft gij niet aan de min,
Wanneer 'er twee, verëend van zin,
Elkaêr van Liefde spreeken? (bis.)
Hoe menig minnaar bragt een woord,
Door Wijn verheugd, van Liefde voort,
Waarin hij vaak bleef steeken. (bis.)
| |
[pagina 11]
| |
Maar ook hoe menig lieve Maagd,
Hoe dikwerf ook vergeefs gevraagd,
Hebt gij zich doen beklappen? (bis.)
Een Vrouw, een weinigje verheugd,
Is voor een Man de grootste vreugd,
En 't best om meê te grappen. (bis.)
Gij voerde reeds de Goôn ten dans;
Nog vlecht men u een Roozenkrans,
Daar Vrienden t'zaam vergaêren, (bis.)
Gezelligheid zong steeds uw lof,
In 't Stulpjen even als aan 't hof
Spant men voor u de snaaren. (bis.)
| |
[pagina 12]
| |
Bij goed gezelschap zijt gij 't zout;
Wanneer men t'zaamen boert en kout,
Kunt gij den Geest ontvonken, (bis.)
't Gezelschap wordt straks opgeruimd,
Wanneer de Wijn in 't glaasje schuimt,
En wordt in 't rond geschonken. (bis.)
Wanneer men, op een Vriendenmaal,
De Wijn ziet dartlen in 't pocaal,
En deez' wordt rond gezonden; (bis.)
Dan wordt bij vriendschap vreugd verspreid;
En gulheid, openhartigheid
Wordt bij elk een gevonden. (bis.)
| |
[pagina 13]
| |
Komt, Vrienden, schenkt dan met mij in,
De Wijn, de Vriendschap en de Min,
Wil ik steeds gaarne drinken; (bis.)
Maar evenwel met matigheid,
Wijl deeze alleen tot vreugde leidt,
Komt, laat ons hier op klinken. (bis.)
|
|