(14 januarij 1797)
- fol. 386 - Op den 14 januarij was het vriesende weder vermengelt met het vallen van veel sneeuw dat men nu wederom sedert ontrent thien daegen ontmoet heeft, dusdaenig dat de waters voor de derde mael hebben bevrosen en onbevaerbaer geweest, op heden andermael verandert in doeijweder, welke men nu verhoopt te zullen continueeren. Naer desen doeij nogtans is het tot ontrent het eijnde van dese maendt zeer kout gebleven, bij daege en nachte zeer sterk smoorende en zeer ongesont zijnde. Door desen harden winter en d'ongeluckige tijden die wij beleeven is de armoede alom zeer groot en men siet zoo in de steden als te lande de publijke bedellarije als in vroegere tijden herleven, waerdoor dat het gebuert is dat op den 25 januarij een oude vrouwe, wonende ontrent de Coupure, op St.-Cruijsparochie langs den weg doodt gevonden is, gegaen zijnde om haer broot te vraegen en mogelijks van flauwte gestorven zijnde.