Aan mijn dierbare Cecilia. 16de-eeuws lief en leed in brieven. De Van Spulde brieven
(2003)–Marijke J. van der Wal– Auteursrechtelijk beschermdde Van Spulde brieven
11. De verdere lotgevallen van CeciliaCecilia blijft in de schaduw als ontvangster van de brieven, als dochter op wie een beroep gedaan wordt in noodsituaties, als zus die wel iets met de procurator kan regelen of die een aankoop op de jaarmarkt kan doen. Zij heeft ook zelf brieven geschreven, waarnaar soms gerefereerd wordt (vgl. brief 6, regel 2), maar die zijn helaas niet bewaard gebleven. Tussen de Van Spuldepapieren bevindt zich wel een kwitantie met haar handtekening: afbeelding 20: kwitantie met Cecilia's handtekening, BPL2853
De kwitantie van 29 augustus 1544 is geschreven en ondertekend door haar broer Gerrit, van wie het handschrift duidelijk overeenkomt met dat in brief 10. De tekst luidt, met aanpassingen wat interpunctie en hoofdlettergebruik betreft, als volgt:
Om te begrijpen waar het hier om gaat, moeten we de huwelijksvoorwaarden van Cecilia en Geert naslaan, waarin onder meer werd bepaald dat Geert ten Water (en Cecilia) gelijk met de andere kinderen mochten delen in de nalatenschap van vader Gerrit van Spulde, wanneer Geert de 100 van vader Gerrit ontvangen philipsgulden weer in zou brengen (vgl. hoofdstuk 2). Dat heeft Geert kennelijk gedaan en vandaar de formulering ‘de hondert gulde de mijn zuager veder om inbrengen solde ende sol als dan gelijck mede tho deyle gaen’. Het eerste gedeelte, 50 philipsgulden, is op 29 augustus 1544 betaald. Cecilia is de verbindende factor in de correspondentie. Wat gebeurt er met haar, wanneer de briefwisseling in 1540 stopt? Ze wordt enkele jaren later weduwe. Geert ten Water, overlijdt in 1544, om preciezer te zijn: tussen 2 september 1544, de datering van zijn in het Zwols Gemeentearchief teruggevonden testament, en eind oktober van datzelfde jaarGa naar eind45. Op donderdag 30 oktober 1544 verklaart Johan Holthuys namelijk een som gelds ontvangen te hebben van Johan van Haersolte, die ‘de selijghe Goert ten Waeter ghegeuen heeft dat gaesthuys tot enen testement’, zoals de formulering op de ondertekende kwitantie luidtGa naar eind46. Het plaatselijke gasthuis was dus een van de liefdadigheidsinstellingen die een legaat kregen. Het huwelijk van Cecilia en Geert is kinderloos gebleven en daarom zijn de belangrijkste erfgenamen in het testament drie neven van Geert ten Water: Steven, Jacob en Simon van Haerst, kinderen uit het huwelijk van zijn zuster Elisabeth ten Water en Johan van HaerstGa naar eind47. Zijn zuster Wobbeken ten Water, die in het St. Cecilia-klooster als moeder van het kinderhuis fungeert, krijgt een jaarlijkse toelage van 25 goudgulden en het klooster ontvangt ook elk jaar 20 goudgulden. De voorwaarde is echter dat Wobbeken en het klooster Geerts neef Lodewijk van Munster zijn leven lang ‘in kost ende kleidingen redtlicher wijsen sullen eerlijck underholden ende doen versorgen’; het op een gepaste wijze verzorgen van voeding en kleding voor een familielid is de conditie. Cecilia krijgt jaarlijks 20 philipsgulden, zoals in de huwelijksvoorwaarden was overeengekomen. Voorts geeft Geert aan Cecilia als morgengave 150 philipsguldens uit zijn goederen, waaraan nog 50 philipsgulden wordt toegevoegd. De morgengave is dus indertijd na de huwelijkssluiting niet overhandigd, maar in het vooruitzicht gesteld. De daadwerkelijke uitkering geschiedt wanneer Cecilia weduwe wordt. Dat gebeurde overigens vaker en het maakte weduwen tot aantrekkelijke huwelijkspartnersGa naar eind48. Van de afwikkeling van de nalatenschap getuigen diverse kwitanties, zoals die waarin Wobbeken ten Water de ontvangst van haar toelage bevestigt (zie afb. 21)Ga naar eind49. afbeelding 21: kwitantie, BPL2853
Problemen zijn er echter ook geweest: er liggen in het Zwols Gemeentearchief meer dan 130 pagina's aan processtukkenGa naar eind50. Naast een proces in 1546 van de weduwe en de erfgenamen van Geert ten Water gemeenschappelijk tegenover een zekere Evert Everts van Vaesen, zijn er twee die van onderlinge verdeeldheid blijk geven. In 1555 procedeert de weduwe van Lodewijk van Munster tegen een van de ervende neven, Simon van Haerst. Dezelfde Simon van Haerst is jaren later, in 1563, ook in een proces verwikkeld met Cecilia, die dan niet wordt aangeduid als weduwe van Geert ten Water, maar staat vermeld als ‘weduwe van Essen’. Cecilia blijkt op 7 maart 1547 te zijn hertrouwd met de weduwnaar Lucas van Essen; een huwelijk waarmee ze, zoals wel te verwachten was, in dezelfde kringen bleef verkeren als voorheen, want Lucas van Essen heeft ook deel uitgemaakt van de Zwolse magistraatGa naar eind51. Cecilia heeft ook haar tweede echtgenoot overleefd, zodat zij niet alleen als ‘huysfrou van Lucas van Essen’ in verscheidene stukken wordt aangetroffen, maar later ook als ‘Cecilia van Spoell, weduwe van Lucas van Essen’Ga naar eind52. Haar financiële transacties kunnen we in de loop van de jaren voor een deel volgen. Er zijn documenten (charters) van jaarrentes die de stad Zwolle verkocht om bepaalde zaken te kunnen bekostigen. Het verkopen hield in dat de stad zich verplichtte om jaarlijks een bepaald bedrag, de rente, te betalen, in ruil waarvoor de stad als koopsom een veelvoud van de rente ontvingGa naar eind53. Zo verklaren op 29 januari 1573 burgemeesters, schepenen en raad van Zwolle dat zij om de Duitse soldaten van het regiment van stadhouder Hierges, die in Zwolle in garnizoen liggen, te kunnen betalen, aan juffer Cecilia, weduwe van Lucas van Essen, en haar erfgenamen, een jaarrente van 12 goudguldens uit de stadsgoederen, tollen, accijnzen, renten en andere inkomsten, verkocht hebben. Een jaarrente, die elk jaar op 11 januari uitbetaald zal worden en die na een opzeggingstermijn van een half jaar is af te lossen met 200 goudguldensGa naar eind54. Cecilia's geldelijk beheer blijkt daarnaast uit anderssoortige acten, die haar giften aan instellingen tonen. Zo schenkt zij op 17 mei 1582 aan de lijders aan pest en andere besmettelijke ziekten in het pest-gasthuis in Harderwijk 50 Carolus guldens, die haar erfgenamen na haar overlijden moeten betalenGa naar eind55. Cecilia regelde haar zaken tijdig: er is een testament van 19 juni 1573 te Zwolle opgesteld, waarop nog een latere wilsbeschikking van 2 februari 1579 is gevolgdGa naar eind56. In de verschillende versies van haar testament passeert de hele familie, met name de neven en nichten die haar erfgenamen werden, de revue. Het zijn de kinderen van haar zuster Lucia en van haar broer Gerrit. We kunnen konkluderen dat Lucia van Spulde en Johan Voet rijkelijk gezegend waren met elf kinderenGa naar eind57. Cecilia's eigenzinnigheid of mildheid blijkt uit het feit dat zij in haar testament van 1579 één van hen, haar nichtje Janneke Voet, ondanks het feit dat zij tegen de raad van ouders en familie getrouwd is, toch - zij het met enige beperkingen - laat ervenGa naar eind58. Gerrit van Spulde blijkt vier zonen, Herman, Gerbert, Gerrit, Jan, en twee dochters Geertruyt en Bette (Elisabeth) te hebben. Dochter Geertruyt geeft indirect de sleutel niet alleen tot het verkrijgen van gegevens over haar vader, van wie we de indruk hebben dat hij als briefschrijver in 1540 nog niet gehuwd was, maar ook voor belangrijke informatie over Cecilia zelf. Cecilia's nichtje, Geertruyt van Spulde, trouwde met een zekere Willem van Hueckelum, zoon van Sweer van Hoeckelum en Elisabeth van der Lauwyck. Willem van Hueckelum en zijn zoon Gerhart hebben de geboorte-, huwelijks- en sterfdata van hun familie in een schriftje aangetekend, dat ook is voorzien van diverse wapenschilden. Dit wapenboekje, dat wordt bewaard in de Haarlemse Stadsbibliotheek, verschaft ons de nodige informatieGa naar eind59. Er blijkt uit met wie en wanneer Gerrit van Spulde in het huwelijk is getreden: hij trouwde in 1541 met Ghese ten Busch, die behoorde tot een van de belangrijkste regentenfamilies van ZwolleGa naar eind60. Gerrit van Spulde blijkt zijn woonplaats Harderwijk verwisseld te hebben voor Zwolle: hij verkrijgt in 1547 het burgerrecht van die stad, wat betekent dat hij daarvoor al verscheidene jaren in Zwolle zal hebben gewoondGa naar eind61. Tien jaar later, in 1557, bedankt hij daar voor een magistraatsfunctie en betaalt de bij weigering verschuldigde boete. Zijn zonen Herman en Gerrit vervullen overigens later wel diverse magistraatsfuncties in Zwolle. Sporen van financiële transacties, waarbij Gerrit en zijn vrouw Ghese betrokken waren, zijn ook terug te vinden: zij kopen, net als Cecilia, jaarrentes van de stad ZwolleGa naar eind62. Gerrit van Spulde overlijdt op ons onbekende leeftijd 22 oktober 1575 blijkens de notitie van Willem van Hueckelum: ‘onse lieve vader Garrit van Speulde is gestorven den 22. octob. des avons omtrent 10 uijren op een maendagh anno 1575’. De cirkel sluit zich: combinatie van de gegevens uit Cecilia's testament en van de vermeldingen in het Haarlemse geschriftje leveren de genoemde ontbrekende feiten en een beeld van de volgende generatie op. Dat laatste, hoe interessant ook voor de genealoog, wordt hier niet verder uitgewerkt: het is niet van direct belang voor de Van Spulde-brieven en de daarin genoemde personen. Wel zijn er nu tenslotte aan de eerder opgestelde stamboom in hoofdstuk 3 gegevens toe te voegen, die in dit hoofdstuk en deels ook in eerdere hoofdstukken naar voren kwamen: namen, huwelijks- en overlijdensdata. De belangrijkste aanvulling moet echter nog genoemd worden. Deze is gebaseerd op een aantekening in het Haarlemse schriftje: Cecilia, tante (moei, moy of meuij) van Geertruit van Spulde en Willem van Hueckelum, staat ook zelf vermeld. Op pagina 5 recto is de volgende aantekening te vinden: Onse moij van Essen is gestorven den 8. september afbeelding 22: aantekening overlijden Cecilia, Stadsbibliotheek Haarlem 187 B 59.
Zo kennen wij tenslotte nog de geboorte- en sterfdatum van Cecilia van Spulde, die in de gezegende ouderdom van 84 jaar blijkt te zijn overleden. Een afbeelding van haar wapen, met de vermelding ‘meuij van Essen’, ontbreekt niet. afbeelding 23, het wapen van Cecilia, Stadsbibliotheek Haarlem 187 B 59
|
|