Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 424]
| |
XI. Maurits belegert Grol.Midlerwyl, was Prins Maurits, met het Leger der Staaten, nu versterkt door de benden onder Filips van Nassau, in Hooimaand, getrokken voor Grol, daar zeshonderd man binnen lag. Doch Mondragon, die last hadt, om een waakend oog te houden op de beweegingen van den Prinse, volgde hem, met vyfduizend man, op de hielen, en noodzaakte hem, door vreeze voor 't afsnyden van den toevoer, tot het opbreeken van het pasGa naar margenoot+ begonnen beleg. Mondragon, daarna, geweeken over de Lippe, werdt, door Maurits, wien men 's vyands magt, voorheen, te groot beschreeven hadt, terstond agter na gezet. Filips van Nassau trok, met vyfhonderd Paarden, over den stroom, om de vyandlyke voederhaalers te overvallen: doch Mondragon, berigt van den toeleg, door eenige overloopers, ging hem te keer, met zyne gantsche Ruitery, en bragt de Nassausche Paarden haast in wanorde en op de vlugt.Ga naar margenoot+ Filips zelf kreeg hier eene wonde, die hem, eerlang, de dood deedt. Zyn broeder, Ernst, van Nassau, die, nevens hem, gevangen genomen was, kogt zig, naderhand, vry. Ernst een der Graaven van Solms, liet hier ookGa naar margenoot+ het leevenGa naar voetnoot(h). Eer de beide Legers de winterkwartieren betrokken, ondernam het volk van Prinse Maurits, by nagt, de Stad Meurs, die de Spanjaards bezet hadden, by verrassing, in te neemen. Doch deeze toeleg mislukte, doordien de aanbreekende dag den knegten spoediger overviel, dan zy gegist | |
[pagina 425]
| |
haddenGa naar voetnoot(i). Maar een hoop Staatsche Ruiters bemagtigde, daarna, het Slot te Weerd,Ga naar margenoot+ in 't Graafschap Hoorne, welk zy egter, als te afgelegen, om bezet gehouden te worden, naderhand, wederom verlieten. Ook gelukte het hun, een Spaansch geleide op te ligtenGa naar voetnoot(k). Heraugiere hadt Lier verrast, op den veertienden van Wynmaand; doch de ongebondenheid zyner knegten, die, tegen zynen last, aan 't plonderen geslaagen waren, was oorzaak, dat hy, overvallen van de Spaanschen, de Plaats, met merkelyk verlies, wederom ruimen moestGa naar voetnoot(l). Ondertusschen, hadt Mondragon eerst het veld verlaaten. Hy overleedt, kort hiernaGa naar voetnoot(1), inGa naar margenoot+ den ouderdom van omtrent twee-ennegentig jaarenGa naar voetnoot(m). Doch nog in dit jaar 1595, vermaard door de dood van verscheiden' aanzienlyke mannen, stierf ook, te Parys, op denGa naar margenoot+ vierentwintigsten van Oogstmaand, Don Antonio, verdreeven Koning van Portugal, niet zonder sterk vermoeden van vergiftigd te zyn, door de SpanjaardsGa naar voetnoot(n). Prins Maurits deedt zyn Leger, eerlang, ook de winterkwartieren betrekken. Het werdt, by monstering, zesduizendt weehonderdtwee-endertig knegten, en eenduizendzevenenvyftig Ruiters sterk bevondenGa naar voetnoot(o). Men hadt, in Holland, dit jaar, zo grootGa naar margenoot+ | |
[pagina 426]
| |
een gebrek aan graanen, dat de prys der Rogge, aan sommige oorden, van vyftig tot honderdenvyftig goudguldens steigerde. Te Amsterdam, vondt men, by opneeming, den voorraad zo klein, dat de Wethouders elkanderen, by eede, verbonden, zulks geheim te houden. Ook gavenze 'er niemant kennis van, dan den Advokaat Oldenbarneveld. Zy vreesden, aan den eenen kant, voor eenen opstand onder 't gemeen, en aan den anderen, voor een verbod van uitvoer, wanneer de weinige voorraad van graanen in hunne Stad rugtbaar gemaakt werdt. De duurte ontstondt, voornaamlyk, uit gebrek van aanvoer te Dantzig; daar veele Hollandsche schepen lagen, zonder vragt te konnen krygenGa naar voetnoot(p). Doch zy verminderde, toen deeze schepen, belaaden, t'huiswaards keerden. |
|