Vaderlandsche historie. Deel 8
(1753)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII. De Admiraal Treslong wordt van zyne Ampten ten verlaaten en vastgezet.Doch eenige maanden te vooren, was nog een ander oud dienaar van den Staat en van zyne Doorlugtigheid verlaaten van zyne Ampten. De Admiraal Willem van Blois van Treslong, ongenoegd op eenige Leden der Admiraliteit in Zeeland, welken, onder anderen, verzuimden, lastbrieven uit te geeven aan twee Hopluiden, door hem benoemd, hadt zulks, scherp genoeg, te kennen gegeven aan Graave Maurits en den Raad van Regeeringe te Middelburg, en onder anderen gezeid, dat hy den Lande geenen dienst wilde doen, zo de Raadsman Heins en de Advokaat Fiskaal Valerius niet werden afgezet. Dit werdt zo hoog genomen, dat Treslong, op eenen voorslag van Graave Maurits en den Raad van Regeeringe, van alle zyne Ampten verlaaten, en, op 's Graavensteen, te Middelburg, in hegtenis gezet werdt, op den zevenentwintigsten van Sprokkelmaand. De Staaten van Holland, hiervan kennis bekomen hebbende, verzogten terstond aan Graave Maurits en den Raad, dat men hem als een Edelman wilde handelen; en zyne voorgaande diensten gedagtig zyn, zo veel zulks naar Regte geschieden mogtGa naar voetnoot(g). Zyne Huisvrouw, verscheiden' anderen, zelfs de Graaf van Hohenlo vervoegden zig aan Graa- | |
[pagina 85]
| |
ve Maurits en den Raad, verzoekende, dat hy, voor zyne behoorlyke vierschaar, mogt te regt gesteld worden. Doch Graaf Maurits en de Raad oordeelden ‘dat de zaak hun aanging, en dat zy 'er Regters over stellen konden: anders mogt men zig tot de algemeene Staaten keeren.’ TreslongGa naar margenoot+ werdt, eindelyk, in Grasmaand, te regt gesteld voor 't Geregt van Middelburg, daar de Baljuw, David Zomer, hem Majesteitschennis en andere snoode misdaaden aantygde, en zynen hals en goederen eischte. Hy, ondertusschen, in geheel Zeeland, niemant hebbende konnen vinden, die herts genoeg hadt, om voor hem te pleiten, moest, daartoe, eenen Advokaat uit den Haage doen komen, die hem, in zyn afwezen, deftig verdedigde, dingende, by voorraad, op ontslag onder borgtogt. Terwyl men de zaak sleependeGa naar margenoot+ hieldt, riedt hem de Cipier te ontvlugten, en boodt hem daartoe gelegenheid aan, mids hem vooraf duizend, en na 't ontkomen nog eens duizend guldens betaald werden. Men sloot den koop: dien de Cipier, met eenen schriftelyken eed, bevestigde. Doch alles was geschied, met voorkennis van den Baljuw, die de duizend guldens naar zig streek, zo draze den Cipier, door Treslongs Huisvrouwe, gebragt waren, schoonze zyne erfgenaamen, naderhand, in gevolge van een vonnis des Hofs van Holland, met de intrest, wederom hebben moeten uitkeeren. Voorts, maakte hy veel ophefs van Treslongs voorgenomen' vlugt, en vorderde hem aan de paleije. Doch dit ontleiden zyne Advo- | |
[pagina 86]
| |
kaaten. De zaak bleef dan steeken. De gevangen klaagde vast, dat zyne Regters, meest Koopluiden, over Krygszaaken, waarop zyne voornaamste beschuldigingen liepen, niet konden oordeelen, verzoekende hy, hierom, voor den Krygsraad, gesterkt met gemagtigden uit de algemeene Staaten, of voor den Hove van Holland te regt te mogen staan; doch dit, en zelfs het schryven der Engelsche Koninginne, by welke hy veele vrienden hadt, mogt hem niet baaten. Hy zat op 's Graavensteen, tot na de verkiezing van den Graave van Leicester tot algemeenen Landvoogd, waarvan wy terstond spreeken zullen. Deez'Ga naar margenoot+ gaf hem eerst zyn huis, daarna den Haage tot eene gevangenis, en eindelyk, in Slagtmaand des jaars 1586, verlof om te reizen, werwaards hy wilde, mids by eede beloovende, op alle vermaaning, voor den Hove van Holland, te zullen verschynen. Daarna, met Leicester, naar Engeland getrokken, en, met nieuw voorschryven der Koninginne, te rug gekeerd zynde, dagvaarde hy den Baljuw Zomer voor 't Hof, welk deezen egter ontsloeg van de verschyning. De Wethouders van Middelburg stelden ook het overzenden van de stukken des gedings, van tyd tot tyd, uit. In 't jaar 1588, verzogt Treslong, dat de Advokaat Fiskaal en Prokureur Generaal van Holland zyne zaak mogten ter hand neemen; doch deezen verklaarden,Ga naar margenoot+ geene stof van beschuldiging tegen hem te vinden. Treslong besloot, ten laatsten, elk, die iets tegen hem hadt, voor 't Hof te dagvaarden, en alzo niemant ver- | |
[pagina 87]
| |
scheen, werdt hy, op den negentienden van Zomermaand des jaars 1595, van alle misdaaden zuiver verklaard; waarvoor hem ook de Staaten van Holland erkenden. Doch zyn Ampt van Admiraal van Zeeland was, al terstond na dat hy, in 't jaar 1585, aangetast was, gegeven aan Justinus van Nassau, natuurlyken Zoon van den overleeden Prinse. Ook werdt hy, in geene Krygsampten,Ga naar margenoot+ meer gebruikt. Maar zyne Genade, Graaf Maurits, stelde hem, eerlang, by goeddunken der Staaten, aan tot zynen Luitenant Groot-Houtvester en Valkenaar van Holland: in 't bekleeden van welke hoflyke waardigheden, hy het overschot zyns leevens heeft doorgebragtGa naar voetnoot(h). |
|