Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijEn Hertog Jan wordt tot Graave ingehuldigd.De Hertog van Brabant, waarschynlyk aangezet door Hertoge Filips, hadt zo dra geene tyding van het afsterven des Hertogs van Beieren gekreegen, of hy spoedde zig herwaards, en wist zo veel te weeg te brengen, dat de Edelen en Steden, die Jan van Beieren erkend hadden, hem terstond, in Sprokkelmaand, als wettigen Graaf inhuldigden, zonder dat 'er, by deeze gelegenheid, van Vrouwe Jakoba en haar goed regt op de Landen een enkel woord gerept werdt. Mogelyk oordeelde men, dat zy dit Regt, door haar Huwelyk met den Hertoge van Glochester, buiten kennis der Edelen en Steden geslooten, verbeurd hadt. Doch 't is niet zeker, dat onze Graavinnen zig, voor deezen tyd, reeds verbonden hadden, om niet dan met kennis van 's Lands Edelen en Steden te trouwen. Alleenlyk mag men, uit het gene, ten tyde van Vrouwe Ada, ge- | |
[pagina 466]
| |
beurd isGa naar voetnoot(k), besluiten, dat zulks eene oude gewoonte hier te Lande geweest is. Ondertusschen, bevestigde de Hertog van Brabant, als Graaf van Holland en Zeeland, 's Lands Voorregten en Handvesten, met naame zulken, die, door Jan van Beieren, gegeven waren. Hy beloofde plegtiglyk ‘geene Ampten aan vreemdelingen te zullen geeven, en niet te zullen munten dan met toestemming van zynen Raade en Steden. Ook verklaarde hy, dat de Hoeksche Ballingen, niet dan by byzonder verlof van hem en zynen Raad, in 't Land zouden mogen komenGa naar voetnoot(l).’ Tot zynen Stedehouder over Holland, stelde hy, of Filips van Bourgondie, Jakob van Gaasbeek, die zyn verblyf in den Haage hieldt. In den aanvang van Lentemaand, keerde Hertog Jan wederom naar BrabantGa naar voetnoot(m). Naauwlyks was hy vertrokken, of Filips begaf zig ook herwaards, en werdt, in alle de Steden, die Jan van Brabant ontvangen hadden, met naame ook by de Kennemers en KennemervolgersGa naar voetnoot(n), voor Ruwaard aangenomenGa naar voetnoot(o). Vrouw Jakoba hieldt zig, ondertusschen, te Gouda op, hoopende op onderstand uit Engeland, die wel toegezeid, doch bezwaar- | |
[pagina 467]
| |
lyk te bekomen was. De Bisschop van Winchester hadt zelfs, in 's Konings Raad, zyn ongenoegen te kennen gegeven, over de onderneeming des Hertogs van Glochester, en hem in 't aangezigt aangezeid, dat hy op geen geld of manschap meer hoopen moest: en hoe zeer hem dit zeggen trof, hy was genoodzaakt geweest zyn leed te verkroppen: terwyl het vertoeven der Engelsche hulpe Vrouw Jakoba, hier te Lande, in geene kleine verlegenheid bragt. |
|