Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVIII. Leiden door Jan van Beieren belegerd.Hertog Jan van Beieren, hadt zig, na 't ontvangen deezer onverwagte Oorlogsverklaaring, naar Gouda begeven, om aldaar Volk te verzamelen. De Stigtschen, derwaards getrokken, poogden, te vergeefs, hem tot eenen Veldflag uit te lokken. Hy hadt nog te weinig manschap byeen, en het Beleg van Leiden in den zin, ten welken einde, hy Heirvaart beschreeven hadt. De Stigtschen trokken, derhalven, wederom af, en, kennis van 's Hertogen toeleg gekreegen hebbende, wierpen zy eene bezetting van vier of vyf honderd gewapende mannen in Leiden. Jan van Beieren, een talryk Leger samengebragt, en de Hoeksche Sloten, Poelgeest, ter Does en Zyl, om Leiden gelegen, bemagtigd hebbende, sloeg, in Bloeimaand, 't beleg voor de Stad, Negen weeken omtrent, duurde het, binnen | |
[pagina 441]
| |
welken, de Sloten te Warmond en Paddenpoel, den Burggraave van Leiden toebehoorende, door de belegeraars, en verscheiden' Kabbeljaauwsche Sloten, door de belegerden, die geduurig uitvielen, bemagtigd en verdelgd werden. Bisschop Fredrik zou de Stad gaarne ontzet hebben; doch hy hadt, ten deezen tyde, zyn Volk noodig, om de Gelderschen te keer te gaan, die in 't Stigt gevallen waren, en Amersfoort zogten te bemagtigenGa naar voetnoot(k). Zelfs na dat zy, volgens een gemaakt Bestand, afgetrokken waren, kon hy, niet dan allengskens en bedektelyk, Volk verzamelen, tot het ontzet van Leiden. Hy deedt het egter, en bragt eenige mondbehoeften byeen, die hy der Stad toeschikteGa naar voetnoot(l). Doch Jan vanGa naar margenoot+ Beieren, hier van by tyds kennis gekreegen hebbende, liet zig verluiden, dat hy gunstige Voorwaarden toestaan zou, zo men hem de Stad, by verdrag, wilde overgeeven. Thans begon ook de mondkost in Leiden, onder het ongewoon groot getal van eeters, schaars om te komenGa naar voetnoot(m). Weshalven de belegerden, dien 't langduurig beleg verdroot, en die, zo 't schynt, van 't naakend ontzet geene kennis hadden, naar de voorslagen van Hertoge Jan begonden te luisteren. Hy bedong, dat de Stad hem, als Ruwaard, hulde doen, en dat de Burggraaf hem 't Burggraafschap afstaan zou; waartegen de Stigtsche Knegten, die in de Stad in bezetting lagen, vryelyk naar huis zouden mogen keeren. Hierop | |
[pagina 442]
| |
ging de Stad, in Oogstmaand, over. Doch de bezetting, uittrekkende, werdt, boven Woerden, door de Egmondsche Knegten, tegen 't gemaakt Verdrag, overvallen, geslaagen en op de vlugt gejaagdGa naar voetnoot(n). De Voorwaarden der overgaave zyn omstandiger vervat in den Zoenbrief, die, op den zeventienden van Oogstmaand, gegeven, en van deezen inhoud wasGa naar voetnoot(o): |
|