Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIV. Jan van Beieren neemt den naam van Graave aan.Hertog Jan van Beieren scheen, na deeze Keizerlyke opdragt, gewettigd, om den naam van Graave aan te neemen. Ook deedt hy 't, zonder uitstel. In eene Handvest, ten behoeve zyner geliefde Stad Dordrecht, op den twintigsten van Zomermaand des jaars 1418, verleend, draagt hy deezen naam reedsGa naar voetnoot(x); schoon 't nog tot op den vyfentwintigsten der volgende maand aanliep, eer hy, daar ter Stede, plegtiglyk tot Graave werdt ingehuldigdGa naar voetnoot(y). De Handvest,Ga naar margenoot+ van welke wy spreeken, vervat verscheiden' Voorregten voor Dordrecht in 't byzonder: onder anderen, dat de Hooge Vierschaar van | |
[pagina 426]
| |
Zuidholland en de Munt, nergens anders dan in deeze Stad, zouden mogen gelegd worden. Doch men vindt 'er ook eenige merkwaardige vryheden in, voor de Steden in 't gemeen. De Graaf belooft, niet te zullen munten, dan bi zynen Raide ende bi zyne Hooft steden, als Dordrecht, Haerlem, Delft, Leyden, ende bi Consente ende Ordinancie van hemluden. Ook geeft hy den Steden van Holland en Zeeland verlof, om, na dat zy hem gehuldigd zouden hebben ‘Raaden en Vergadering met malkanderen te mogen maaken, tot zyner eere en 's Lands oorbaar, mids niet draagende tegen hem, zynen Lande of zyne Heerlykheid:’ waar uit men, in 't voorby gaan, ziet, dat de byzondere Dagvaarten der Steden, tot deezen tyd toe, nog niet in gewoon gebruik geweest waren, en dat de Steden geene Dagvaarten hielden, dan door of van wegen den Graave beschreeven zynde, en ten overstaan van hem of zynen Stedehouder. Het Voorregt, welk zy hier verkreegen, gaf haar verlof, om afzonderlyk te vergaderen, en over 's Lands zaaken te raadpleegen en te besluiten, buiten byzyn van 's Graaven Amptenaaren. |
|