Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXII. Huwelyk van Jakoba, Dogter van Graave Willem, en Jan, Hertog van Touraine. 1415.In 't jaar 1415, werdt het Huwelyk voltrokken tusschen Jakoba, eenige Dogter van Hertoge Willem, en Jan, Hertog van Touraine en Graave van Ponthieu, tweeden Zoon van Karel den VI, Koning van Frankryk, en van Izabelle, Dogter van Steven, Hertog van Beieren, halven Broeder van Vaders zyde van Hertoge Albrecht. De Bruidegom bereikte omtrent agttien, en de Bruid weinig meer dan veertien jaarenGa naar voetnoot(4). Het Huwelyk was reeds in 't jaar 1406 te Compiegne geslootenGa naar voetnoot(w), doch de voltrekking, tot nu toe, om de jongheid van 't Paar uitgesteld: terwyl de jonge Hertog zig doorgaans te Quesnoi in Henegouwen, of in den Haage in HollandGa naar voetnoot(x), schynt opgehouden te hebben. De voorwaarden, toen beraamd, | |
[pagina 399]
| |
werden nu, in den Haage, op den zesden van Oogstmaand, bevestigd, en liepen op deezen zin: ‘Henegouwen, Holland, Zeeland en Friesland zouden, zo Hertog Willem, zonderGa naar margenoot+ Zoonen na te laaten, overleedt, aan Jakoba en haare nakomelingen komen, en, door haaren man, den Hertoge van Touraine, geregeerd worden, volgens den raad en het voorbeeld, door Hertog Willem, in zyn leeven, gegeven. Hertog Willem zou, zo lang hy leefde, geweldich Heer der gemelde Landen blyven, en na zyn afsterven, zouden de Egtgenooten het Leen derzelven verzoeken en ontvangen van den genen, en op zulk eene wyze, als het door Hertoge Willem en alle zyne Voorvaders gedaan was. De drie Landen zouden onverdeeld blyven, en altoos op den oudsten Zoon, of, by mangel van Zoonen, op de oudste Dogter versterven. De oude Voorregten, Handvesten, vryheden en gewoonten zouden bewaard, en geene vreemdelingen, maar alleen van de oudste en beste ingeboornen, tot Amptenaars, in en buiten den Graaflyken Raad, gevorderd worden. Alle deeze punten zouden, door de Egtgenooten, by hunne inhuldiging, worden bezwooren. Aan Vrouwe Margareet van Bourgondie, Moeder van Jakoba, en aan alle anderen, zouden de schuldige erfelyke en lyflyke giften beytaald worden: ook zouden de Egtgenooten de natelaaten' schulden van Hertoge Willem voldoenGa naar voetnoot(y).’ | |
[pagina 400]
| |
Wy konnen niet nalaaten, in 't voorbygaan, over deeze Huwelyks- Voorwaarden; aan te merken, dat, schoon Hertoge Willem;Ga naar margenoot+ in dezelven, de weidsche titel van geweldich Heer deezer Landen gegeven wordt, de Egtgenooten nogtans niet toonen van voorneemen te zyn, om de Landen willekeurig te beheerschen. Zy belooven de oude voorregten en vryheden te zullen bezweeren: en onaangezien de Hertog van Touraine een vreemdeling ware, verbindt hy zig, zo wel als Jakoba, om geene Ampten aan vreemdelingen te geeven. Wyders ziet men hier eene erkentenis, dat alle de Hollandsche Graaven deeze Landen als leenroerig, ongetwyfeld van 't Keizerryk, schoon zulks niet uitdrukkelyk gezeid wordt, hebben aangemerkt. |
|