Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijReden, waarom men hem vast hieldt. Verraad tegen Hertog Willem ontdekt.Hertog Willem meende reden te hebben, om deezen Heer te doen ligten, en gevangen te houden. Kort na 't sluiten van de Vrede met Hertoge Reinoud, vernam hy, eerst uit eenen Gelderschen Edelman, en toen uit Reinoud zelven, dat 'er, in Holland en zelfs onder de Edelen, geduurende den Oorlog, een aanslag gesmeed was, om hem te vatten en van 't leeven te berooven. Willem kon niemant eer van deezen slinkschen toeleg verdenken, dan Jan, Heer van Egmond, en deszelven Broeder Willem, Heer van Ysselstein. Egmond liep vooral by hem in 't oog, alzo deeze, noch in persoon, noch uit de goederen, welken hy van de Graaflykheid ter leen hieldt, den Graave, in den Kryg tegen de Gelderschen, hadt willen bystaan. Ook was hy, sedert eenige jaaren, niet in 's Graaven tegenwoordigheid verscheenen, dan na | |
[pagina 391]
| |
dat hy Vrygeleide begeerd en verkreegen hadt, 't welk by niemant der Edelen in gebruik was. Al dit moest hem, met grond, verdagt maakenGa naar voetnoot(i). Doch Hertog Willem twyfelde niet, of Egmond werdt opgestookt, door zynen Schoonvader, Heere Jan van Arkel. Hy besloot, derhalven, zig eerst van Arkel te verzekeren, die, ondervraagd zynde, terstond, onder eede, verklaarde, wie zy waren, die den Graaf hadden willen vatten, om hem den Gelderschen Hertog over te leveren. Willem hieldt deeze verklaaring, eenen tyd lang, geheimGa naar voetnoot(k). Doch, in 't jaar 1416, liep 'er een gemeen gerugt door Holland, dat Egmond en Ysselstein de verraaders waren, die op 's Graaven vryheid of leeven gegaan hadden. Elk hadt hier den mond vol van, en 't kwam Egmond ras genoeg ter ooren. Terstond liet hy zig verluiden, dat hy gereed was, om zig voor den Graave te verantwoorden, mids men hem vrygeleide gunde. Dit werdt hem toegestaan: en hy, daarop, voor 's Graaven Raad, gedagvaard. Doch hy verscheen niet: waar op men hem verklaarde, lyf en goed verbeurd te hebben. Ook werden zyne goederen, terstond, door den Graave, aangeslaagen. Hy was, ondertusschen, met zynen Broeder, Willem, geweeken naar Ysselstein, eene sterke Vesting in dien tyd. Hertog Willem deedt,Ga naar margenoot+ kort hier na, deeze Stad met het Slot opeisschen: doch weigerend antwoord bekomende, maakte hy zig tot een beleg gereed. Heirvaart | |
[pagina 392]
| |
beschreeven hebbende, zondt hy de helft van zyn Leger vooruit, toevende met de andere helft, te Schoonhoven. Doch hier werdt, door tusschenspraak van eenige nabestaanden des Heeren van Egmond, met naame Jakob van Gaasbeek, Heere van Abkoude, Wyk te Duurstede, Putten en Stryen, Huibert van Kuilenburg en Jan van Viane, een Verdrag getroffen, op den volgenden voet ‘De Heeren van Egmond en Ysselstein zouden de Stad en het Slot en de Heerlykheid van Ysselstein den Graave van Holland overgeeven: daar na het Land ruimen, en 'er, zonder 's Graaven verlof, niet wederom binnen komen. Uit de inkomsten der Heerlykheden van Egmond en Ysselstein, zouden aan Heere Jan en zynen erfgenaamen tweeduizend oude Schilden, aan Heere Willem, zeshonderd Fransche Kroonen, en aan Yolande, hunne Moeder, agthonderd zulke Kroonen, jaarlyks, uitgekeerd moeten worden.’ Kort na 't sluiten van dit Verdrag, werdt Hertog Willem tot Heere van Ysselstein ingehuldigdGa naar voetnoot(l). |
|