Vaderlandsche historie. Deel 3
(1750)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 380]
| |
Bestand te bewerkenGa naar voetnoot(c); doch niet zonder 'er zyn eigen nut in te beoogen. De Luikenaars waren, al eenige jaaren herwaards, tegen hem opgestaan, om dat hy, Bisschop zyn willende, tot nog toe de Geestelyke Ordening niet hadt willen aanneemen, onaangezien hy zulks den Luikenaaren, by eede, beloofd hadtGa naar voetnoot(d). Men bespeurde in hem trek genoeg tot het weereldlyk gebied, dat aan de Bisschoplyke waardigheid verknogt was; doch hy betoonde, gelyk wy reeds hebben aangemerkt, allengskens meer af keer van den Geestelyken staat. De Burgers, niet gediend met zyne Regeering, en geenen kans ziende, om het Kapittel, tot het verkiezen van eenen nieuwen Bisschop, te beweegen, stelden Henrik, Heere van Perwys, by voorraad, tot Voogd van 't Bisdom aan. Bisschop Jan, hier over verstoord, week naar Maastricht, zo veel bewind na zig neemende als hem mogelyk was. Tegen het einde van het jaar 1403, werdt 'er egter, door bemiddeling van de Kanonniken, een Verdrag, tusschen hem en de Burgerye, getroffen, volgens welk, de zaaken des Bisdoms, door agt mannen van zyne zyde, en door agt van de zyde der Burgerye verkooren, bestierd moesten wordenGa naar voetnoot(e). Doch in de Lente des jaars 1406, ontstondt 'er nieuwe beroerte. Jan van Beieren ontweek dezelve wederom naar Maastricht, het Geestelyk Geregt en Bisschoplyk zegel medeneemende. Dit mishaagde der Burgerye, die, | |
[pagina 381]
| |
terstond daar op, tot de verkiezing van eenen nieuwen Bisschop overging. Dirk, Zoon van Henrik van Perwys, eenen jongeling van agttien jaarenGa naar voetnoot(f), werdt deeze waardigheid aangeboden. De Kanonniken, die hunne toestemming niet hadden willen geeven tot deeze verkiezing, werden ter Stad uit gebannen, en Bisschop Dirk stelde nieuwe Kanonniken aan. Zyn Vader, Henrik, de wapenen opgevat hebbende, om hem, in 't Bisschoplyk bewind, te handhaven, sloeg het beleg voor S. Truyen, en voor het Slot Bouillon. Dit laatste viel hem in handen; doch voor S. Truyen stiet hy 't hoofd. Ten naasten jaare, belegerde hy Maastricht, alwaar zig Bisschop Jan nog bevondt; doch de felheid des volgenden Winters deedt hem 't beleg opbreekenGa naar voetnoot(g). |
|